PRONOMINAIS
Oswald de Andrade
Dê-me um cigarro
Diz a gramática
Do professor e do aluno
E do mulato sabido
Mas o bom negro e o bom branco
Da Nação Brasileira
Dizem todos os dias
Deixa disso camarada
Me dá um cigarro.
(Mário de Andrade)
Om het bovenstaande gedicht van de Braziliaan Oswald de Andrade te begrijpen, moet je weten dat een van de grootste kenmerken van het verschil tussen het Braziliaanse Portugees en het Portugees Portugees het gebruik van de voornaamwoorden is.
Als wij spreken, gebruiken wij Brazilianen de voornaamwoorden in strijd met de grammatica van de Portugese taal.
Bijvoorbeeld, de "te" van "eu te amo", correspondeert met het voornaamwoord "tu", maar wij Brazilianen gebruiken geen "tu" in onze spreektaal. Het zou dus grammaticaal correct zou zijn om “eu o amo” te zeggen. Omdat "o" correspondeert met "você" dat in Brazilië wordt gebruikt in plaats van "tu". Wow! Verwarrend?!
Ja dat kan op het eerste gezicht zo lijken. Maar het geheim is om te snappen dat het Braziliaanse Portugees een groot verschilt laat zien tussen de formeel geschreven taal en de informeel gesproken of geschreven taal. En dus, in het gedicht hierboven, "Dê-me um cigarro" is een grammaticale vorm die wordt gebruikt in een geschreven formele context en “Me dá um cigarro” is de gesproken of geschreven vorm in een informele context van de dagelijkse Braziliaan.
Hieronder staan vier blokken met een aantal van de voornaamwoorden die het meest gebuikt worden in de formele en informele taal.
FORMEEL GESCHREVEN GRAMMATICALE VORM
Persoonlijke voornaamwoorden | Lijdend voorwerp | Bezittelijke voornaamwoorden en variaties |
Eu | Me | Meu, minha, meus, minhas |
Tu | Te | Tua, teu |
Ele, ela | O, a, lhe | Seu, sua |
Nós | Nos | Nosso, nossa, nossos, nossas |
Vós | Vós | Vosso, vossa, vossos, vossas |
Eles, elas | Os, as, lhes | Seus, suas |
SPREEKTAAL OF INFORMELE SCHRIFTELIJKE VORM
Persoonlijke voornaamwoorden en het gebruik | Lijdend voorwerp en variaties | Bezittelijke voornaamwoorden en variaties |
Eu | Me | Meu, minha, meus, minhas |
Você | Te, lhe | Tua, teu, sua, seu |
Ele, ela | Ele, ela | Dele, dela |
A gente | A gente | Da gente, nosso, nossa, nossos, nossas |
Nós | A gente, nos | Da gente, nosso, nossa, nossos, nossas |
Vocês | Vocês | Seus, suas, teus, tuas |
Eles, elas | Eles, elas | Deles, delas |
VOORBEELDEN:
FORMELE GESCHREVEN TAAL
1. Tu és o amor da minha vida. Eu te amo!
2. Júlio é um bom rapaz. Ele é o meu primo. E eu o vi ontem no parque. Sua casa fica perto do lago.
3. Nós temos uma casa. Nossa casa fica perto do lago.
4. Eles têm três carros. Seus carros são novos e grandes.
INFORMELE GESPROKEN EN GESCHREVEN TAAL
1. Oi Ana! Tudo bem com você? Eu te mandei uma mensagem ontem à noite.
2. Júlio é um bom rapaz. Ele é o meu primo. E eu vi ele ontem no parque. A casa dele fica perto do lago.
3. Nós reservamos uma mesa no restaurante. A mesa 13 é da gente.
4. Tchau Sofia! Mande um beijo pra sua mãe!
Comments